Hoofdstuk 8Loopbaanbeleid

    Artikel 8.1 | Loopbaanuren

    1. Doel en doelgroep
      Het bevorderen van een duurzaam loopbaanbeleid en van duurzame inzetbaarheid is zowel een verantwoordelijkheid van werkgever als van werknemer. De werkgever voert een levensfasebewust en op duurzame inzetbaarheid gericht personeelsbeleid. Voor de inhoudelijke invulling hiervan gelden onderstaande bepalingen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op werknemers die als danser in dienst zijn, aangezien op deze specifieke beroepsgroep de regeling Omscholing Dans Nederland van toepassing is. Zie Artikel 11.3 | Stichting Omscholing Dansers Nederland.
    2. Behoud inzetbaarheid
      1. Ten minste een maal per jaar voeren werkgever en werknemer een gesprek over de bevordering van de interne en externe inzetbaarheid van de werknemer.
      2. Dit gesprek wordt mede gevoerd in relatie tot afspraken over loopbaanuren (zie hieronder) en kan worden gekoppeld aan het functionerings- c.q. beoordelingsgesprek.
      3. De afspraken in dit gesprek worden vastgelegd in een schriftelijk actieplan.
      4. De werknemer zal zich (pro-)actief opstellen ten aanzien van het vergroten van diens interne en externe inzetbaarheid en de afspraken die in het kader daarvan worden gemaakt nakomen.
      5. De werkgever treedt in overleg met een werknemer die niet (meer) optimaal functioneert over mogelijkheden van verandering van functie of takenpakket en de eventueel daarbij horende bij- of omscholing, wijziging in uren en/of in salariëring.
      6. Bij het realiseren van de gemaakte afspraken kan gebruik worden gemaakt van onderstaande loopbaanuren van de werknemer.
    3. Opbouw loopbaanuren
      1. De werknemer beschikt over 24 loopbaanuren per jaar bij een volledig dienstverband. Het opsparen van deze uren is gemaximeerd op 192 uur (24 dagen à 8 uur) bij een volledig dienstverband. Daarna stopt verdere opbouw totdat reeds opgespaarde uren zijn besteed. Bij een parttime dienstverband geldt deze regeling (opbouw) naar rato.
      2. De loopbaanuren worden jaarlijks op voorschotbasis toegekend. Wanneer het dienstverband tussentijds wordt onderbroken of wanneer de deeltijdfactor van het dienstverband wijzigt, vindt verrekening plaats. Voor de loopbaanuren geldt geen verjaringstermijn. Bij uitdiensttreding vervallen niet bestede uren, tenzij de uitdiensttreding plaatsvindt op initiatief van de werkgever, behalve ingeval van ontslag wegens een dringende reden.
      3. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO/WIA en die voor het gedeelte waarvoor deze arbeidsgeschikt is, werkzaamheden bij de werkgever verricht, bouwt naar evenredigheid van de werkzame uren loopbaanuren op.
    4. Doel en besteding loopbaanuren
      1. De loopbaanuren hebben tot doel de duurzame inzetbaarheid van de werknemer te bevorderen.
        Voor de besteding van deze uren geldt dat:
        • de uren in de eerste plaats worden aangewend voor verlof ten behoeve van training, bij- of omscholing of andere activiteiten ter directe bevordering van de arbeidsmarktpositie van de werknemer. Voor een bijdrage in de financiering van training en scholing kan de werknemer een aanvraag doen bij het SFPK met inachtneming van het reglement en de procedures van deze regeling. Indien het gaat om door de werkgever opgedragen scholing is Artikel 8.2 | Bijscholing van toepassing.
        • de uren in de tweede plaats kunnen worden besteed aan andere verlofdoelen, bijvoorbeeld aanvullend zorgverlof of reductie van de werktijd (tot maximaal 50%) direct voorafgaand aan
          pensionering.
      2. Besteding van de loopbaanuren gebeurt op basis van overeenstemming tussen werknemer en werkgever. Jaarlijks voeren de werkgever en de werknemer hierover overleg waarin concrete afspraken worden gemaakt over de (toekomstige) besteding van het budget. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.
      3. De werknemer dient aanvragen voor verlof, met inachtneming van bovenstaande bestedingsdoelen en in aansluiting op de met de werkgever gemaakte afspraken hierover, zo tijdig mogelijk in bij de werkgever. Indien de werknemer gedurende één maand of langer verlof wil opnemen, dient de werknemer dit ten minste drie maanden voor de ingangsdatum van het verlof schriftelijk aan te vragen. De werkgever willigt het verzoek in tenzij een zwaarwegend organisatie- of dienstbelang zich hiertegen verzet.

    Artikel 8.2 | Bijscholing

    1. De werkgever kan de werknemer opdragen (bij-)scholing te volgen die voor de uitoefening van diens functie bij de werkgever noodzakelijk is. Voor zover passend binnen het reglement van het SFPK kunnen werkgever en werknemer hiervoor financiële ondersteuning aanvragen.
    2. De kosten van door de werkgever opgedragen (bij)scholing komen geheel voor rekening van de werkgever; de (bij)scholingsactiviteiten vinden zoveel mogelijk plaats in werktijd.
      Dit geldt niet voor scholing die nodig is voor een certificaat of diploma waarover de werknemer bij eerste aanvang van de werkzaamheden als startkwalificatie dient te beschikken.
    3. Onder scholing die de werkgever wettelijk verplicht is te verstrekken, valt ook scholing als bedoeld in artikel 7:611a lid 1 BW. Hier gaat het bijvoorbeeld om een opleiding in het kader van een verbetertraject, bijscholing met betrekking tot een nieuw automatiseringssysteem en scholing die voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk maakt als de functie van de werknemer komt te vervallen.
    4. Voor rekening van de werkgever komen de volgende met de (bij)scholing samenhangende kosten:
      • noodzakelijke cursus- en lesgelden;
      • examen- en diplomakosten;
      • aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal;
      • reiskosten naar les en/of tentamenlocaties volgens de bij het gezelschap gebruikelijke regeling.