Hoofdstuk 11Overige onderwerpen

    Artikel 11.1 | Tijdelijke regeling vroegpensioen RVU

    Op basis van de Wet bedrag ineens, RVU-heffing en verlofsparen kunnen werknemers die aan onderstaande criteria voldoen, gebruikmaken van de in deze wet opgenomen regeling om eerder te stoppen met werken. De regeling richt zich uitsluitend op werknemers geboren in de periode 1955 tot en met 1961 en die maximaal 36 maanden vóór de AOW-leeftijd zitten.
    Voorts gelden de volgende voorwaarden:

    • In het kader van een vertrekregeling kunnen werknemer en werkgever afspraken maken over deelname aan deze RVU-regeling; de afspraken worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst;
    • Deelname is bedoeld voor situaties waarin beide partijen van mening zijn dat het onzeker is of de werknemer voldoende inzetbaar zal kunnen blijven tot aan diens AOW-gerechtigde leeftijd;
    • De werknemer moet direct voorafgaand aan de uittredingsdatum ten minste tien jaar achtereen in dienst zijn geweest van de werkgever;
    • De regeling brengt met zich mee dat de werknemer die hiervan gebruik maakt, geen recht heeft op WW noch op een transitievergoeding.
    • De werkgever zal in beginsel het verzoek van een werknemer om van de regeling gebruik te maken welwillend bezien en dit verzoek alleen om zwaarwichtige redenen afwijzen.

    Toelichting: de tijdelijkheid van deze vroegpensioenregeling wordt bepaald door de wet. Dit betekent dat werknemers en werkgevers tot uiterlijk 31 december 2025 een RVU-regeling overeen kunnen komen. In dat geval zullen de RVU-betalingen tot uiterlijk 31 december 2028 niet worden belast als een Regeling Vervroegde Uittreding (RVU).

    Artikel 11.2 | Pensioenvoorziening

    1. Er is een pensioenvoorziening geregeld via de verplichtstelling van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). De verplichtstelling is opgenomen in bijlage A van het pensioenreglement van PFZW.
    2. Werkgevers in de branche toneel en dans en de in dienst zijnde werknemers als gedefinieerd in het pensioenreglement van PFZW vallen onder de werkingssfeer van de verplichtstelling. Als gevolg hiervan zijn zij gehouden tot naleving van de statuten en reglementen en daarop gebaseerde besluiten van PFZW. De pensioendocumenten zijn te vinden op www.pfzw.nl.
    3. PFZW stelt de jaarlijkse premie vast voor de verplichte pensioenregeling.
    4. De aangesloten werkgever betaalt tijdig de totale premie aan PFZW en verhaalt het werknemersdeel op het salaris van de werknemer die op grond van het pensioenreglement als deelnemer wordt aangemerkt. De verdeling van de totaal verschuldigde premie is als volgt:
      – door de werkgever: 60% van de totale premie.
      – door de werknemer/deelnemer: 40% van de totale premie.
      Toelichting: deze premieverdeling betreft uitsluitend de ouderdomsverzekering van PFZW. Voor de additionele arbeidsongeschikheidsverzekering – die de werknemer verzekert van de continuering van diens pensioenopbouw gedurende langdurige arbeidsongeschiktheid – is de premieverdeling 50%-50%.

    Artikel 11.3 | Stichting Omscholing Dansers Nederland

    1. Door de werkgever wordt voor de werknemer die als danser in dienst is een omscholingsregeling getroffen bij de Stichting Omscholing Dansers Nederland (ODN).
    2. De premiebijdragen van werkgevers en werknemers zijn per 1 januari 2022 als volgt:
      • werkgever: 6,93% van het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag.
      • werknemer: 2,32% van het bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag.
    3. Op grond van het Besluit voorwaarden in mindering brengen op kosten transitievergoeding, is het de werkgever toegestaan om op de wettelijke transitievergoeding van een danser met wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, in mindering te brengen het bedrag aan werkgeverspremies dat de werkgever heeft bijgedragen voor de betreffende danser berekend over de volledige duur van diens dienstperiode. Op dit bedrag aan werkgeverspremies dient in mindering te worden gebracht 24 maal het bruto uurloon van de danser per gewerkt jaar bij een volledig dienstverband. Bij een deeltijddienstverband geldt deze aftrek naar rato. Deze aftrek houdt verband met het recht op een equivalent van 24 loopbaanuren per jaar, zoals bepaald in de Cao Toneel en Dans.
    4. Een danser die als zzp’er werkt kan vrijwillig deelnemen aan ODN. De werkgever/opdrachtgever informeert de danser over deze mogelijkheid. Indien de danser deel wil (blijven) nemen aan ODN, vergoedt de opdrachtgever –conform de bepalingen in de Cao ODN 2023-2027 – het premiedeel dat de werkgever zou hebben betaald als de danser in loondienst was geweest.

    Artikel 11.4 | Sociaal Fonds Podiumkunsten

    1. De onder deze cao vallende organisaties nemen deel aan het Sociaal Fonds Podiumkunsten (SFPK), zie www.sfpk.nl. De doel- en taakstellingen van het fonds alsmede de premiehoogte zijn vastgelegd in de Cao Sociaal Fonds Podiumkunsten.
    2. De totale premie voor het SFPK bedraagt 0,8%.Deze premie bestaat uit twee componenten: 0,3% sociale regelingen en 0,5% loopbaanbegeleiding. De premie wordt berekend over het bruto maandsalaris exclusief vakantietoeslag en inclusief vaste toeslagen.
      Voor de sector toneel en dans geldt de volgende premieverdeling:
      • werkgever toneel: 0,65% over totale salarissom
      • werkgever dans:
        • 0,15% over salarissom dansers en
        • 0,65% over salarissom overige werknemers.
      • werknemer toneel en dans: 0,15%
    3. Een zzp’er kan vrijwillig deelnemen aan SFPK op voorwaarde dat door of voor hen een premie van 0,8%, berekend over elke factuur van de zzp’er, wordt afgedragen. Werkgevers kunnen hierover in hun rol als opdrachtgevers afspraken maken met zzp’ers die voor hen werkzaam zijn.

    Artikel 11.5 | Stagiair(e)s en stagevergoeding

    1. Een student die als onderdeel van diens studie of opleiding werkzaamheden verricht voor de werkgever ontvangt een stagevergoeding van € 375 bruto per maand bij vijf volledige stagedagen per week. Voor een deeltijdstage geldt een vergoeding naar rato. De stagevergoeding is exclusief vergoeding van eventueel door de student, met toestemming van de instelling, te maken reis- en verblijfskosten.
    2. Nadere afspraken over de inhoud van de stage, de begeleiding, alsmede over vergoedingen en verzekeringen worden vastgelegd in een schriftelijke stageovereenkomst die wordt ondertekend door het opleidingsinstituut, de werkgever en de stagiair(e). Hierbij worden de uitgangspunten in acht genomen zoals opgenomen in de bijlage Stagebeleid.

    Artikel 11.6 | Uitzendkrachten

    Werkgevers gaan alleen overeenkomsten aan met gecertificeerde uitzendondernemingen die zijn opgenomen in het register van de Stichting Normering Arbeid, zie www.normeringarbeid.nl.
    De inlenende werkgever dient zich ervan te verzekeren dat de uitzendonderneming op de ingeleende uitzendkrachten de arbeidsvoorwaarden conform deze cao toepast.

    Artikel 11.7 | Vacaturebeleid

    De werkgever legt, conform de WOR artikel 27, het vacaturebeleid van de organisatie ter instemming voor aan de medezeggenschap en zal in voorkomende gevallen werknemers tijdig informeren over het ontstaan van vacatures, opdat deze kunnen deelnemen in de sollicitatieprocedure.

    Artikel 11.8 | Sociale Commissie Toneel en Dans

    Ter bevordering van een juiste en eenduidige interpretatie en toepassing van deze cao stellen sociale partners, Kunstenbond en NAPK, een Sociale Commissie Cao Toneel en Dans in. Nadere bepalingen omtrent de taken van deze commissie, alsmede omtrent de samenstelling en de te volgen procedures van de commissie zijn opgenomen in de bijlage Procedures Sociale Commissie Cao Toneel en Dans in deze cao.