Hoofdstuk 10Overige rechten en verplichtingen

    Artikel 10.1 | Algemene verplichtingen

    1. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap
      Werkgever en werknemer zijn verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werkgever respectievelijk werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. De werknemer zal de overeengekomen werkzaamheden steeds naar beste vermogen uitvoeren en daarbij de aanwijzingen van de werkgever in acht nemen. De werkgever zal de werknemer in staat stellen de werkzaamheden naar beste vermogen uit te voeren en geeft daarbij zo nodig aanwijzingen.
    2. Arbeidsongeschiktheid
      Ingeval van arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval, ook tijdens vakantie, brengt de werknemer de werkgever hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte, dit met inachtneming van de bedrijfseigen regeling c.q. het huishoudelijk reglement van de betreffende instelling. Werkgever en werknemer zijn voorts gehouden om, conform de wettelijke bepalingen, een zo spoedig mogelijke re-integratie te bevorderen.
    3. Eigendommen
      Alle zaken, waaronder schriftelijke stukken en elektronische en digitale informatie(dragers), die aan de werknemer ten behoeve van diens werkzaamheden voor de instelling ter beschikking zijn gesteld, blijven eigendom van werkgever. De werknemer is gehouden deze zaken op eerste verzoek en anders uiterlijk op de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt aan de werkgever terug te geven.
      De werknemer is verantwoordelijk en aansprakelijk voor door diens eigen opzet of bewuste roekeloosheid veroorzaakte schade aan eigendommen van de werkgever.
    4. Geheimhouding
      De werknemer en werkgever verplichten zich tot geheimhouding van alle aangelegenheden, in de ruimste zin van het woord, waarvan zij redelijkerwijs kunnen weten of vermoeden dat bekendmaking daarvan, op welke wijze dan ook, de andere partij zou kunnen schaden. Deze geheimhoudingsplicht geldt zowel tijdens het dienstverband, als na beëindiging ervan. Overtreding door de werknemer van dit artikel kan voor de werkgever een dringende reden tot ontslag opleveren.

    Artikel 10.2 | Sociale veiligheid

    1. Zowel werknemer als werkgever worden geacht elkaar en alle anderen op de werkvloer met respect te bejegenen. Ongewenste omgangsvormen waaronder (seksuele) intimidatie, agressie, pesten en discriminatie zijn ontoelaatbaar. De werkgever is verplicht al het mogelijke te doen om ongewenste omgangsvormen in de organisatie te voorkomen en sociale veiligheid voor iedereen op de werkvloer te garanderen. Hiertoe volgt de werkgever de adviezen en richtlijnen op van de Stichting Sociale Veiligheid Podiumkunsten, onder meer door een protocol en gedragsregeling op te stellen, iedereen op de werkvloer hierover te informeren en te zorgen voor consequente uitvoering en naleving hiervan. Zie modelprotocol.
    2. Daarnaast zorgt de werkgever ervoor dat de werknemer toegang heeft tot een professionele, externe en onafhankelijke vertrouwenspersoon en zo mogelijk ook tot een interne vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon is verantwoordelijk voor de opvang van meldingen en/of klachten over ongewenst gedrag en informeert de klager over mogelijk te zetten stappen om hier tegen op te treden. Indien er om wat voor reden dan ook (tijdelijk) geen vertrouwenspersoon beschikbaar is, kan de medewerker contact opnemen met het meldpunt mores.
    3. Ingeval van een ernstige vorm van ongewenst gedrag kan een klacht voor nader onderzoek en advies worden voorgelegd aan de klachtencommissie Sociale Veiligheid Podiumkunsten, zie klachtenregeling. Dit laat onverlet de eventuele mogelijkheid om, indien de werkgever over een eigen klachtenregeling en onafhankelijke klachtencommissie beschikt, een klacht bij die commissie in te dienen.

    Artikel 10.3 | Uitlening

    1. Een werknemer kan, indien deze instemt met de voorwaarden waaronder dit gebeurt, tijdelijk worden uitgeleend aan een andere werkgever. Hiertoe wordt een schriftelijke uitleenovereenkomst aangegaan die wordt ondertekend door alle betrokken partijen: de uitlenende werkgever, de inlenende werkgever en de werknemer.
    2. Gedurende de tijd dat werknemer werkzaam is voor de inlenende werkgever, is de inlenende werkgever verantwoordelijk voor adequate arbeidsomstandigheden en arbeids- en rusttijden.
    3. De inlenende werkgever is aansprakelijk voor schade die het gevolg is van handelen, nalaten of onvoldoende functioneren van werknemer in verband met de uitvoering van de in de uitleenovereenkomst genoemde werkzaamheden, tenzij anders wordt overeengekomen.
    4. De inlenende werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer uit hoofde van de in de uitleenovereenkomst genoemde werkzaamheden adequaat is verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheden.

    Artikel 10.4 | Wettelijke aansprakelijkheid

    1. De werkgever sluit voor diens wettelijke aansprakelijkheid een passende verzekering af voor schade veroorzaakt door of aan de werknemer, als gevolg van de uitoefening van diens functie.
    2. De werkgever is verplicht de schade van de werknemer te vergoeden, welke deze heeft opgelopen als gevolg van de uitoefening van de dienstbetrekking, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
    3. Wanneer de werknemer tegenover derden rechten kan doen gelden met betrekking tot de door de werknemer geleden schade, verliest deze het recht op schadevergoeding door de werkgever. Indien en voor zover de werknemer diens recht op schadevergoeding aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever aan de werknemer een voorschot uitkeren, dat zal worden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt. De kosten van invordering zijn in het laatste geval voor rekening van de werkgever.

    Artikel 10.5 | Werken voor derden

    1. Onder werken voor derden of nevenwerkzaamheden wordt verstaan: werkzaamheden die een werknemer tijdens het dienstverband met de werkgever verricht voor anderen dan de eigen werkgever.
    2. De werknemer is verplicht de werkgever zo tijdig mogelijk te informeren over voorgenomen nevenwerkzaamheden. Indien hiermee meerdere dagen, al dan niet aaneengesloten, gemoeid gaan dient de werknemer de werkgever om toestemming te vragen. Daarbij verschaft de werknemer de werkgever de nodige informatie over de nevenwerkzaamheden.
    3. De werkgever verleent in beginsel toestemming en medewerking tot het verrichten van de nevenwerkzaamheden door de werknemer. De werkgever kan de toestemming alleen weigeren als daar een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is. Voorbeelden van objectieve rechtvaardigingsgronden zijn: de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer, de bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en het vermijden van belangenconflicten. In voorkomende gevallen kan de werkgever ook andere belangen hebben die kwalificeren als objectieve rechtvaardigingsgrond.
    4. De werkgever reageert zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zeven dagen, op een verzoek van de werknemer. De werkgever kan aan het verlenen van toestemming beperkingen stellen en/of voorwaarden verbinden zoals het niet uitbetalen van niet gewerkte uren. Indien een werkgever niet binnen zeven dagen heeft gereageerd, wordt deze geacht toestemming te hebben verleend.
    5. Het zonder toestemming verrichten van werk voor derden kan tot sancties jegens de werknemer leiden en in het uiterste geval voor de werkgever een dringende reden zijn om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te beëindigen en/of de geleden schade op de werknemer te verhalen.
    6. Een werknemer die arbeidsongeschikt raakt als gevolg van werkzaamheden voor derden, waarvoor geen toestemming is verleend, kan daardoor de aanspraak op de in deze cao bepaalde bovenwettelijke loonaanvullingen verliezen.