Hoofdstuk 4Arbeids- en rusttijden

    Deel 1 | Planning, pauzes en beschikbaarheid

    De in dit eerste deel opgenomen bepalingen gelden, voor zover relevant, voor alle personeelsgroepen: podiumkunstenaars, voorstellingsgebonden en overig personeel.
    Onder overig personeel vallen alle werknemers die niet vallen onder de groepen podiumkunstenaars en/of voorstellingsgebonden personeel en die doorgaans een regelmatig arbeidspatroon kennen op de dagen van maandag tot en met vrijdag. Deze werknemers vallen onder de standaardbepalingen van de ATW. Per instelling maken werkgevers binnen de grenzen van deze wet nadere afspraken met hun werknemers.
    De werkgever zorgt voor een zo evenwichtig mogelijk arbeids- en rusttijdenbeleid in samenhang met het wettelijk vereiste arbeidsomstandighedenbeleid en waar mogelijk rekening houdend met persoonlijke omstandigheden en wensen van werknemers. Als die niet in overeenstemming zijn met het organisatiebelang, prevaleert het organisatiebelang.

    Artikel 4.1 | Planning werkzaamheden en dienstroosters

    1. Het jaar- of seizoensrooster wordt na overleg met het medezeggenschapsorgaan zo veel mogelijk voor of aan het begin van het kalenderjaar of seizoen vastgesteld. Activiteiten die niet vooraf kunnen worden gepland, worden ten minste één week van te voren aangegeven, calamiteiten uitgezonderd.
    2. De werkgever stelt de werknemer uiterlijk 12 dagen voorafgaande aan de werkweek op de hoogte van (de bijzonderheden van) de werkzaamheden voor die werkweek.
    3. De data van voorstellingen worden vier weken van tevoren schriftelijk bekend gemaakt. In overleg met het medezeggenschapsorgaan kan hiervan bij onvoorziene omstandigheden worden afgeweken.
    4. Ten aanzien van werknemers met een arbeidsomvang van minder dan 60% van een volledig dienstverband, is de werkgever verplicht om uiterlijk zes weken van te voren aan te geven op welke (optionele) dagen en tijden de werknemer beschikbaar dient te zijn. Op basis hiervan kan de werknemer verplichtingen aangaan voor het verrichten van werkzaamheden voor derden.

    Artikel 4.2 | Pauzeregeling

    1. Indien de arbeidstijd langer is dan 5,5 uur wordt deze onderbroken door een pauze van tenminste een half uur of tweemaal 15 minuten.
      Indien de arbeidstijd langer is dan 10 uur wordt deze onderbroken door een pauze van ten minste 45 minuten, of drie maal 15 minuten.
    2. De werknemer heeft recht op een lunchpauze van tenminste een half uur als de arbeidstijd langer is dan 5,5 uur, is aangevangen vóór 12.00 uur en eindigt na 14.00 uur.
    3. De werknemer heeft recht op een dinerpauze als de arbeidstijd langer is dan 5,5 uur, is aangevangen vóór 16.00 uur en eindigt na 19.30 uur. De duur van de dinerpauze is ten minste:
      • 1 uur bij werkzaamheden in de standplaats indien op de werklocatie kan worden gegeten;
      • 1,5 uur bij werkzaamheden in de standplaats indien niet op de werklocatie kan worden gegeten;
      • 1,5 uur bij werkzaamheden buiten de standplaats indien op de werklocatie kan worden gegeten;
      • 2 uur bij werkzaamheden buiten de standplaats indien niet op de werklocatie kan worden gegeten.
    4. Pauzes van een half uur of langer worden niet gerekend tot de arbeidstijd.
    5. De werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan een aangepaste pauzeregeling treffen. In dat geval worden de pauzes gerekend tot de arbeidstijd.

    Artikel 4.3 | Beschikbaarheid per seizoen

    1. De werkgever kan van de werknemer per kalenderjaar/seizoen 1720 uur beschikbaarheid vragen. Bij de berekening van deze beschikbaarheid zijn alle binnenlandse- en buitenlandse reisuren van werk naar werkadres inbegrepen.
      Bij een 40-urige werkweek bedraagt het aantal arbeidsdagen per jaar maximaal 215. Met instemming van het medezeggenschapsorgaan kan dit aantal worden uitgebreid tot maximaal 221, door van de 12 atv-dagen er maximaal 6 op te splitsen in halve atv-dagen.
      Bij een 38-urige werkweek bedraagt het maximum aantal arbeidsdagen 227 per jaar.
    Globaal dagen- en urenoverzicht
    Arbeidsduur per jaar/seizoen40 uur per week / 8 uur per dag38 uur per week / 7,6 uur per dag
    DagenUrenDagenUren
    Gemiddeld aantal dagen en uren per jaar36529203652774
    Wettelijke vakantiedagen– 20– 160– 20– 152
    Bovenwettelijke vakantiedagen– 7– 56– 7– 53,2
    Feestdagen (gemiddeld)– 7– 56– 7– 53,2
    Weekend of -vervangende vrije dagen– 104– 832– 104– 790,4
    Atv-dagen, standaard– 12– 96n.v.t.– 5,0*
    Maximum aantal arbeidsdagen/-uren
    minus 12 hele atv-dagen
    21517202271720
    Optie met instemming OR:
    Atv opgedeeld in ten minste 6 hele dagen
    – 6– 48n.v.t.n.v.t.
    en maximaal 12 halve dagen– 12– 48n.v.t.n.v.t.
    Maximum aantal arbeidsdagen/-uren
    minus 6 hele en 12 halve atv-dagen
    22117202271720
    * Er wordt een correctie van 5 uur op jaarbasis toegepast om het effect van afrondingen in de berekeningsmethodiek op te heffen. Het uitgangspunt dat de toekenning van 12 atv-dagen leidt tot een werkweek van 38 uur per week klopt slechts bij benadering: in werkelijkheid ontstaat er met 12 atv-dagen een werkweek van 37,88 uur per week.

    Toelichting: het dagen- en urenoverzicht is gebaseerd op een gemiddeld jaar en geeft de maximale aantallen beschikbare arbeidsdagen en – uren aan. Hierbij is geen rekening gehouden met het gegeven dat in schrikkeljaren en door het jaarlijks verspringen van feestdagen de werkelijke aantallen dagen en uren per kalenderjaar kunnen verschillen. Dat doet niets af aan de genoemde maxima.
    Van dit overzicht kunnen de volgende gegevens worden afgeleid:

    • gemiddeld aantal arbeidsdagen per maand is: (365-104)/12 = 21,75
    • gemiddeld aantal arbeidsuren per maand 40-urige werkweek is: 21,75 x 8 = 174
    • gemiddeld aantal arbeidsuren per maand 38-urige werkweek is: 21,75 x 7,6 = 165
    1. In geval van activiteiten die niet vooraf konden worden gepland (bijvoorbeeld ingeval van reprises), kan met instemming van de individuele werknemer de arbeidsduur worden uitgebreid met 200 uur tot maximaal 1920 uur per jaar. Voor dansers geldt dat met instemming van de individuele werknemer de arbeidsduur kan worden uitgebreid met 80 uur tot maximaal 1800 uur per jaar.
      Werkgever en individuele werknemer komen overeen de meer-uren te compenseren in tijd of in geld, op basis van het bruto uurloon zoals gedefinieerd in deze cao. Behoudens calamiteiten is de werknemer niet verplicht om meer-uren te werken.

    Artikel 4.4 | Werkzaamheden op niet geplande tijden

    De werkgever kan de werknemer verzoeken werkzaamheden te verrichten buiten de geplande tijden. De werknemer is hiertoe niet verplicht tenzij dit is overeengekomen in de individuele schriftelijke arbeidsovereenkomst en behoudens calamiteiten. Werkuren buiten de geplande tijden worden zo spoedig mogelijk gecompenseerd in tijd, dan wel met onderlinge instemming van werkgever en werknemer opgespaard en op een later moment toegekend.

    Artikel 4.5 | Werkzaamheden in het buitenland

    1. De werkgever geeft tijdig aan welke tournees ondernomen zullen worden. Wanneer tournees langer dan 15 dagen duren zal de werkgever ruim van tevoren alle relevante informatie aan het medezeggenschapsorgaan verstrekken.
    2. De werkgever kan alleen met instemming van het medezeggenschapsorgaan afwijkende afspraken maken over de toekenning van vrije dagen, rusttijden, pauzes en atv-dagen in verband met een buitenlandse tournee. Deze afspraken mogen materieel gemiddeld niet slechter zijn dan de regelingen in deze cao.

    Deel 2 | Arbeids- en rusttijden van podiumkunstenaars

    Dit tweede deel van hoofdstuk 4 geldt voor podiumkunstenaars van 18 jaar en ouder (dansers, acteurs, musici, zangers etc.). Deze zijn, zoals aangegeven in de wet zelf, uitgezonderd van de arbeids- en rusttijdenbepalingen van de arbeidstijdenwet (ATW). Voor genoemde podiumkunstenaars geldt voorstellingstijd als arbeidstijd. Daarnaast wordt in acht genomen dat in beginsel op zondagen geen lessen of repetities worden gepland.

    Artikel 4.6 | Rusttijden

    1. Dagelijkse rusttijden
      1. De werknemer heeft recht op een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren. Deze rusttijd wordt gerekend vanaf het einde van een dienst dan wel – indien deze buiten de standplaats werd verricht – vanaf het tijdstip van terugkomst in de standplaats. Voor dansers geldt dat deze onafgebroken rusttijd in de regel meer zal zijn dan 11 uur, een en ander conform de hierover gemaakte afspraken in het gezelschapsreglement.
      2. In geval van een generale repetitie mag de rusttijd maximaal twee keer per seizoen worden teruggebracht naar ten minste 8 uur met instemming van het medezeggenschapsorgaan. In afwijking hiervan geldt ten aanzien van dansers dat de rusttijd maximaal twee keer per seizoen mag worden teruggebracht naar ten minste 10 uur met instemming van het medezeggenschapsorgaan.
      3. Tussen het einde van de middag werkzaamheden en het begin van de avondwerkzaamheden geldt voor dansers een rusttijd van ten minste 2 uur.
    2. Wekelijkse rusttijden
      De werknemer heeft recht op een onafgebroken wekelijkse rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 x 24 uur. In afwijking hiervan kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan worden gekozen voor een onafgebroken rust van ten minste 60 uur in elke aaneengesloten periode van 12 x 24 uur. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet ten aanzien van dansers.

    Artikel 4.7 | Voorstellingsvrije weken acteurs

    Een acteur die in twee opeenvolgende producties grote rollen vervult heeft tussen de laatste voorstelling van de vorige productie en de generale repetitie van de volgende productie een periode van ten minste twee voorstellingsvrije weken.

    Deel 3 | Arbeids- en rusttijden van voorstellingsgebonden personeel

    De bepalingen in dit derde deel van hoofdstuk 4 zijn gebaseerd op zowel het arbeidstijdenbesluit (ATB, paragraaf podiumkunsten) als de arbeidstijdenwet (ATW). Tot het voorstellingsgebonden personeel behoren in de regel technici/inspiciënten, repetitoren, regisseurs en regieassistenten, balletmeesters, souffleurs, productieleiders en –medewerkers, educatiemedewerkers, tourneebegeleiders, kleed-, kap-, grime- en decormedewerkers.

    Artikel 4.8 | Arbeids- en rusttijden in Nederland

    Algemeen
    Bij werkzaamheden buiten de standplaats in Nederland begint de dienst bij aanvang van de werkzaamheden in de speelplaats en eindigt bij terugkomst in de standplaats, dan wel – indien niet in de standplaats wordt teruggekeerd – in de plaats van de overnachting.
    De rusttijden worden zodanig toegekend dat er altijd ten minste 8 uur rusttijd zal zijn tussen het tijdstip van terugkomst in de standplaats of aankomst in de overnachtingsaccommodatie en het tijdstip van vertrek uit de standplaats of de overnachtingsaccommodatie de volgende dag.

    Toelichting: de tijdsbepaling voor de aanvang van het werk in de speelplaats (dat is dus ná de heenreis) is uitsluitend bedoeld om binnen de normen van de ATW en ATB flexibeler te zijn in de tourneeplanning en geldt alleen voor werknemers die geen voertuig besturen. Voor bestuurders van een voertuig geldt ook de heenreis als arbeidstijd. N.B. Deze bepaling heeft geen betrekking op het betalen van uren: de reistijd van zowel heenreis als de terugreis, moet worden betaald voor alle werknemers ongeacht of zij passagier of bestuurder zijn.

    1. Dagelijkse arbeids- en rusttijden
      1. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer:
        • ten hoogste 12 uren arbeid per dienst verricht gevolgd door een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren waarbij maximaal 10 maal per jaar de rusttijd 4 maal per periode van 4 aaneengesloten weken mag worden ingekort tot ten minste 8 uren, ofwel
        • met instemming van het medezeggenschapsorgaan ten hoogste 14 uren arbeid per dienst verricht, mits na die dienst een onafgebroken rusttijd volgt van ten minste 24 uren. Dit mag maximaal 26 maal per aaneengesloten periode van 52 weken worden toegepast, ofwel
        • met instemming van het medezeggenschapsorgaan een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aaneengesloten periode van 24 uur waarbij de rusttijd ten hoogste 117 maal in elke periode van 52 aaneengesloten weken mag worden ingekort tot ten minste 8 uren. De dienst mag in dit geval ten hoogste 16 uren omvatten, inclusief pauzes en reistijd.
          Aansluitend op een daarop volgende (nacht)dienst van ten hoogste 12 uren volgt een onafgebroken rusttijd van ten minste 24 uren.
      2. De werkgever organiseert de arbeid voorts zodanig dat de werknemer ten hoogste 12 uur arbeid per (nacht)dienst verricht die na 02:00 uur eindigt, gevolgd door een onafgebroken rusttijd van ten minste 14 uren. Deze rusttijd mag eenmaal per aaneengesloten periode van 7 x 24 uren worden ingekort tot ten minste 8 uren met een maximum van 10 maal per jaar.
    2. Wekelijkse arbeids- en rusttijden
      1. De werknemer zal in iedere aaneengesloten periode van 7 x 24 uur ten hoogste 65 uren arbeid verrichten. Gedurende twee weken voorafgaande aan een première mag de werknemer ten hoogste 72 uren per week arbeid verrichten.
      2. De werknemer zal per aaneengesloten periode van 4 weken gemiddeld niet meer dan 50 uren per week werken. De werknemer zal per aaneengesloten periode van 13 weken ten hoogste 45 uren per week werken en per aaneengesloten periode van 52 weken gemiddeld 38 uren per week.
      3. De werknemer heeft in elke aaneengesloten periode van 7 x 24 uur recht op een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren. In afwijking hiervan kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan worden gekozen voor een onafgebroken rust van ten minste 60 uur in elke aaneengesloten periode van 12 x 24 uur.
    3. Arbeids- en rusttijden in het buitenland
      1. Bij voorstellingen in het buitenland worden de in deze cao opgenomen arbeidstijden in acht genomen, tenzij door acute en onvoorziene omstandigheden de noodzaak ontstaat om daarvan af te wijken. Van deze noodzaak wordt melding gemaakt aan het medezeggenschapsorgaan.
      2. Bij werkzaamheden op speelplaatsen in het buitenland geldt de reistijd naar de speelplaats en terug als arbeidstijd.
      3. Ingeval van vluchten waarbij tijdzones met meer dan vier uren worden overschreden, worden na aankomst ten minste 24 uren rusttijd ingepland om te acclimatiseren, alvorens met de werkzaamheden zal worden gestart. Indien noodzakelijk kan hiervan in overleg met het medezeggenschapsorgaan worden afgeweken.
    4. Arbeidstijden bij overnachtingen
      1. Bij werkzaamheden buiten de standplaats waarna wordt overnacht, eindigt de arbeidstijd bij aankomst in de overnachtingsaccommodatie en begint de volgende dag bij vertrek uit de overnachtingsaccommodatie. Ingeval de werknemer ervoor kiest om later dan strikt noodzakelijk in de plaats van overnachting aan te komen is het tijdstip waarop de werknemer hier had kunnen zijn bepalend voor het eindtijdstip van de arbeidstijd.
      2. Indien er meerdere voorstellingen in serie op een zelfde speelplaats worden gespeeld waar wordt overnacht, dan wordt voor de tweede en daarop volgende dag(en) een forfaitaire arbeidstijd van 8 uur gerekend, of het feitelijke aantal uren als dat er meer dan 8 zijn.