Hoofdstuk 3Salariëring

    Artikel 3.1 | Referentiefuncties en loongebouw

    1. Het functie- en loongebouw – zie de betreffende bijlagen in deze cao – bestaat uit de volgende onderdelen:

      – Functieraster met een gelimiteerd aantal referentiefuncties
      – Functieomschrijvingen van de referentiefuncties
      – Overzicht van veel voorkomende functies
      – Loongebouw met loonschalen

      Referentiefuncties zijn voorbeeldfuncties waarin een bepaalde functie-inhoud en -zwaarte worden gekoppeld aan een bepaald salarisniveau. De referentiefuncties zijn géén normfuncties. Dat wil zeggen dat hiervan zal worden afgeweken wanneer de werkgever de functie anders invult en hier andere eisen aan stelt, waardoor de functie lichter of zwaarder is dan de referentiefunctie.
      Voor functies die afwijken van de referentiefuncties, wordt door de werkgever op basis van vergelijking met referentiefunctie(s), een passende omschrijving gemaakt. Op basis hiervan kan de functie vervolgens hoger of lager worden ingeschaald dan de referentiefunctie(s).
      Functies die qua zwaarte, inhoud en resultaatverwachtingen precies overeenkomen met een referentiefunctie, worden ingeschaald conform de indeling in het functieraster in de cao.
      De werkgever zorgt voor passende, resultaatgerichte functieomschrijvingen voor alle werknemers.
    2. Indien een werknemer van mening is dat diens functie niet (meer) juist beschreven en/of is ingedeeld, kan de werknemer daartegen bezwaar maken. Het bezwaar wordt afgehandeld volgens de binnen de organisatie daarvoor geldende procedure. Indien de interne afhandeling niet leidt tot overeenstemming, kan de zaak worden voorgelegd aan de Sociale Commissie Toneel en Dans met inachtneming van de daarvoor geldende procedure opgenomen als bijlage in deze cao.

    Artikel 3.2 | Inschaling en toepassing loongebouw

    1. Inschaling
      De salarisschalen zijn onderverdeeld in tredes of salarisstappen. Deze stappen zijn een indicatie voor de ontwikkeling in een functie bij goed functioneren. Als richtlijn geldt dat één indicatieve salarisstap overeenkomt met één jaar ervaring en ontwikkeling in een functie. In beginsel telt een ervaringsjaar mee als de werknemer aannemelijk in het voorafgaande (kalender)jaar ten minste acht maanden in een zelfde of gelijkwaardige functie te hebben gewerkt. Het moment van toekenning van salarisstappen verschilt per gezelschap; de werknemer die wisselt van werkgever kan als gevolg daarvan geen aanspraak maken op meer dan een salarisstap per (kalender)jaar.
    2. Toekenning salarisstappen
      Bij goed functioneren heeft de werknemer recht op jaarlijks één salarisstap tot het maximum van de schaal is bereikt. Bij bijzonder goed presteren en/of in bijzondere omstandigheden kan de werkgever meer dan één salarisstap aan de werknemer toekennen. De stappen worden toegekend op basis van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken, waarvan schriftelijke verslagen worden gemaakt.
      Bij onvoldoende functioneren, waar de werknemer op gewezen is, of bij onvoldoende gelegenheid tot beoordelen als gevolg van verlof of arbeidsongeschiktheid van zes maanden of langer, kan de werkgever besluiten geen salarisstap toe te kennen.
      Indien er geen functionerings- of beoordelingsbeleid is, krijgt de werknemer één salarisstap per jaar tot het maximum van de schaal is bereikt.
    3. Inschaling gecombineerde functies
      Ingeval een werknemer verschillende functies combineert, waarvan de inschaling verschilt, wordt het salaris gevormd door de som van de deeltijdsalarissen van de betreffende functies. Indien tijdelijk voor een beperkt aantal uur een hoger ingeschaalde functie wordt vervuld, kan ook worden gekozen voor het tijdelijk verhogen van het bruto maandsalaris met een passende toeslag gelijk aan bijvoorbeeld twee salarisstappen.
    4. Inschaling in een hogere schaal
      Bij functieverandering of -verzwaring en als gevolg daarvan indeling in een hogere salarisschaal wordt de werknemer op het naast-hogere salarisbedrag in de nieuwe schaal geplaatst.

    Artikel 3.3 | Minimum honorering zzp’er

    Voor de honorering van een zzp’er zoals gedefinieerd in artikel 1.1 is het functie- en loongebouw van deze cao het vertrekpunt voor de overigens vrij onderhandelbare honoreringsafspraken. Dat betekent dat het af te spreken honorarium een ondergrens kent van het bij de functie horende salarisniveau
    verhoogd met ten minste 50%.
    Ingeval met een uurtarief wordt gerekend, bedraagt dit 1/143 van het overeenkomstige bruto maandsalaris verhoogd met ten minste 50%.

    Artikel 3.4 | Loonontwikkeling

    Per 1 januari 2024 wordt een algemene structurele loonsverhoging toegekend van 5% en een vastbedrag van € 150.

    Artikel 3.5 | Eindejaarsuitkering

    1. Naast het reguliere salaris heeft de werknemer recht op een uitkering van € 400 bruto per jaar bij een volledig dienstverband. Bij deeltijddienstverbanden en dienstperioden korter dan 12 maanden geldt een bedrag naar rato.
    2. De uitkering wordt in één termijn uitgekeerd, tegelijk met het salaris over de maand december over de voorafgaande twaalf maanden of, indien de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer eerder in het betreffende jaar eindigt, bij de laatste salarisbetaling.
    3. De werknemer kan ervoor kiezen om de eindejaarsuitkering in te ruilen voor drie extra vakantiedagen (zie ook Hoofdstuk 5 Vrije dagen, vakantie en verlof) bij een volledig dienstverband. Bij deeltijddienstverbanden en dienstperioden korter dan 12 maanden geldt dit naar rato. Deze extra
      vakantiedagen worden opgenomen in overleg met de werkgever.

    Artikel 3.6 | Vakantietoeslag

    1. De werknemer heeft recht op vakantietoeslag voor iedere kalendermaand of deel van die maand waarin de werknemer in dienst is. Deze vakantietoeslag bedraagt 8% over het per kalendermaand genoten salaris.
      Conform de Wet op het Minimum Loon (WML) geldt de waarborg dat de som van het loon (inclusief overwerk) en vakantiebijslag, ten minste 108% van het minimumloon moet zijn.
    2. De vakantietoeslag wordt uitgekeerd over een tijdvak van 12 maanden, gerekend vanaf de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.
    3. De werkgever zal de vakantietoeslag uiterlijk op 31 mei van het betreffende kalenderjaar aan de werknemer voldoen.

    Artikel 3.7 | Salaris tijdens arbeidsongeschiktheid

    1. Naast de wettelijke verplichtingen in artikel 7:629 BW geldt voor zowel werknemer als werkgever de Regeling beleidsregels beoordelingskader poortwachter.
    2. De werknemer die arbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling en op wie de in artikel 7:629 BW genoemde uitsluitings- en opschortingsgronden niet van toepassing zijn, heeft recht op loondoorbetaling volgens onderstaande fasering. Hierbij geldt dat gedurende de eerste 52 weken tenminste het wettelijk minimumloon, naar rato van de omvang van het dienstverband, moet worden betaald.
      – 100% in weken 1-26
      – 90% in weken 27-52
      – 80% in weken 53-78
      – 70% in weken 79–104
    3. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt, dat de werknemer die als gevolg van ziekte, zwangerschap of bevalling arbeidsongeschikt is en daarbij aan één van onderstaande voorwaarden voldoet, maximaal gedurende 104 weken – gerekend vanaf de eerste ziektedag – recht heeft op 100% loondoorbetaling. Het gaat hierbij om de arbeidsongeschikte werknemer die:
      – volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een IVA-uitkering; of
      – in het kader van een reïntegratietraject voor minimaal 40% van het dienstverband werkzaam is in de eigen dan wel in een andere passende functie, al dan niet op arbeidstherapeutische basis; of
      – in het kader van een reïntegratietraject (om)scholing volgt of anderszins is begonnen in een passende functie bij de eigen of een andere werkgever.
    4. Indien een werknemer in verband met diens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een andere functie uitoefent, al dan niet bij dezelfde werkgever, op grond waarvan de werknemer inkomsten uit arbeid of bedrijf verwerft, worden deze inkomsten voor zover ze het 100%-inkomstenniveau bij de werkgever overschrijden in mindering gebracht op de salarisdoorbetaling.
    5. De in lid 2 en 3 bedoelde loondoorbetaling wordt beëindigd wanneer de arbeidsovereenkomst met de werknemer eindigt of wanneer de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

    Artikel 3.8 | Salarisbetaling bij overlijden

    1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris tot en met de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering ineens van twee maandsalarissen toegekend aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer conform 7:674 BW. Bij het ontbreken daarvan kan de uitkering worden uitbetaald aan degenen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
    2. De overlijdensuitkering, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt verminderd met het bedrag van de uitkering die krachtens een ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering toekomt aan de nagelaten betrekkingen van werknemer zoals bedoeld in lid 1.