Hoofdstuk 2Dienstverband

    Artikel 2.1 | Het aangaan van een arbeidsovereenkomst

    1. Wanneer sprake is van werkzaamheden die gezien hun aard en de omstandigheden waarin ze worden uitgevoerd, conform de wet- en regelgeving in loondienst behoren plaats te vinden, dient de werkgever aan de uitvoerende(n) van deze werkzaamheden een arbeidsovereenkomst aan te bieden.
    2. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan, in tweevoud in het Nederlands opgemaakt en ondertekend door de werkgever en de werknemer. Aan een eventuele vertaling in het Engels of andere taal kunnen geen rechten worden ontleend.
    3. Indien de arbeidsovereenkomst in eerste instantie mondeling wordt aangegaan, zal de werkgever dit binnen twee weken schriftelijk bevestigen. In deze schriftelijke bevestiging is tenminste opgenomen de aard van de werkzaamheden, het salaris, de periode waarin de werkzaamheden dienen te worden verricht en het (minimum) aantal te werken uren dan wel fte.
      De werkgever biedt de werknemer voor aanvang van de werkzaamheden een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan, waarin tenminste het volgende is opgenomen:
      1. naam, adres en vestigingsplaats werkgever;
      2. persoonsgegevens, adres, woonplaats werknemer;
      3. functie werknemer en/of de aard van de werkzaamheden;
      4. plaats(en) waar de werkzaamheden worden verricht;
      5. datum van indiensttreding;
      6. aard van de overeenkomst (bepaalde tijd, onbepaalde tijd, oproep- of payrollovereenkomst);
      7. duur van de overeenkomst, opzegtermijnen en daarbij horende procedurevereisten;
      8. proeftijd, indien van toepassing, met verwijzing naar het hierover bepaalde in deze cao;
      9. omvang dienstverband in uren per week en/of deeltijdpercentage of fte;
      10. afspraken over overuren en compensatie daarvan;
      11. werktijden en hoeveel uren op welke dagen van de week er gewerkt wordt, met de vermelding dat afspraken over afwijkingen hiervan schriftelijk worden vastgelegd;
      12. aantal vakantie- en atv-dagen en ander betaald verlof;
      13. hoogte van het aanvangssalaris (bruto maandloon) met vermelding van alle loonbestanddelen, inhoudingen, inschaling en de wijze en datum van uitbetaling;
      14. vakantietoeslag 8% en datum van uitbetaling;
      15. deelname in de pensioenregeling PFZW;
      16. bepaling over toestemming en gebruik van persoonsgegevens conform de AVG;
      17. bepaling over omgangsvormen/sociale veiligheid met een verwijzing naar het organisatiebeleid op dit gebied;
      18. akkoordverklaring met van toepassing zijnde cao(‘s) en eventuele gezelschapsreglement(en).

    Artikel 2.2 | Proeftijd

    Een proeftijd is een kennismakingsperiode en kan alleen worden afgesproken als werkgever en werknemer voor de allereerste keer een arbeidscontract met elkaar aangaan en elkaar niet kennen.
    Tijdens de proeftijd mag zowel de werknemer als de werkgever het contract direct beëindigen zonder dat er eisen worden gesteld aan de reden(en) daarvoor.

    1. Een afspraak over proeftijd moet in alle gevallen schriftelijk in de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer worden opgenomen, anders is de afspraak niet geldig.
    2. In een arbeidsovereenkomst voor een periode van zes maanden of korter kan geen proeftijd worden afgesproken.
    3. In een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een periode langer dan zes maanden, alsmede voor onbepaalde tijd kan een proeftijd van maximaal twee maanden worden afgesproken.

    Artikel 2.3 | Arbeidsovereenkomsten

    Voor alle arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gelden de wettelijke bepalingen ten aanzien van de aanzegplicht en de transitievergoeding. Dat betekent voor contracten van 6 maanden of langer dat de werknemer uiterlijk 1 maand voor het einde van het contract een schriftelijke aanzegbrief van de werkgever moet ontvangen conform 7:668 BW; voor meer informatie zie hier.
    Bij het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft de werknemer recht op een transitievergoeding conform 7:673 BW; voor meer informatie zie rijksoverheid.nl.

    1. De artistieke (steun-)functies van acteur, danser, balletmeester, repetitor, regisseur, scenograaf, ontwerper (licht, geluid, video), componist, musicus/zanger, choreograaf, kinderbegeleider en dramaturg, alsmede de productie- en voorstellingsgebonden functies van productieleider, productiemedewerker, theatertechnicus (inspiciënt), boven-/ondertitelaar, souffleur, figurant, kleed-,kap-, grime- en decormedewerker, tourneebegeleider, educatiemedewerker en alle bij voornoemde functies horende assistenten, zijn bij ministeriële regeling uitgezonderd van artikel 7:668a BW. Voor deze functies geldt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat indien tussen werkgever en werknemer meer dan 15 arbeidsovereenkomsten zijn afgesloten en/of als meerdere arbeidsovereenkomsten gezamenlijk de duur van 48 maanden overschrijden. Om deze keten van arbeidsovereenkomsten te doorbreken dient er een tussenpoos van meer dan 3 maanden te zijn.
    2. Voor alle andere, niet in lid 1 van dit artikel genoemde functies, geldt artikel 7:668a BW. Dit betekent dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat indien tussen werkgever en werknemer meer dan 3 arbeidsovereenkomsten zijn afgesloten en/of als meerdere arbeidsovereenkomsten gezamenlijk de duur van 36 maanden overschrijden. Om deze keten van arbeidsovereenkomsten te doorbreken dient er een tussenpoos van meer dan 6 maanden te zijn.
    3. Ingeval de repetitie- en/of speeldata van een productie geen aaneengesloten contractperiode vormen en de werkzaamheden plaatsvinden op losse dagen en/of in clusters van enkele dagen waartussen gedurende langere periodes leegloop ontstaat, zal de werkgever de werknemer met een voorstellingsgebonden functie ter compensatie van deze leegloop week- dan wel maandcontracten aanbieden met een hogere deeltijdfactor dan het equivalent van de werkelijke arbeidsomvang. Zie bijlage 3 voor nadere toelichting en een richtlijn.

    Artikel 2.4 | Oproepovereenkomsten

    Voor oproep- en flexibele arbeidsovereenkomsten gelden wettelijke beperkingen en rechtsvermoedens. Het doel hiervan is de werk- en inkomensonzekerheid van flex- en oproepkrachten te beperken. Zo kan een medewerker de werkgever verzoeken om structurele toekenning van de gemiddelde arbeidsomvang die de medewerker in de voorafgaande drie maanden heeft gewerkt. Ingeval van een oproepovereenkomst (een nuluren- of min-maxcontract) kan de oproepkracht na zes maanden, indien in die periode een regelmatig arbeidspatroon is ontstaan, verzoeken om structurele toekenning/uitbetaling van het aantal uren conform het ontstane arbeidspatroon. Het uitsluiten van de loondoorbetalingsverplichting voor niet gewerkte uren kan schriftelijk voor alleen de eerste zes maanden van een oproepovereenkomst worden overeengekomen. Voor informatie over loondoorbetaling bij zieke oproepkracht, zie hier.

    1. De werkgever zal zo mogelijk de werknemer ten minste vier dagen van tevoren oproepen. Indien nodig kan deze oproeptermijn worden verkort tot ten minste 24 uur van tevoren. De werknemer is niet verplicht om aan een oproep gehoor te geven.
    2. Indien een oproep minder dan 48 uur van tevoren wordt ingetrokken, behoudt de werknemer recht op 50% loon over de periode van de oproep. Indien een oproep minder dan 24 uur van tevoren wordt ingetrokken, behoudt de werknemer recht op 100% loon over de periode van de oproep.
    3. Nadat een oproepovereenkomst een jaar heeft geduurd, moet de werkgever de werknemer een arbeidsovereenkomst aanbieden voor het gemiddeld aantal uur dat de werknemer in het voorafgaande jaar gewerkt heeft.
    4. De minimale duur van een oproep bedraagt drie uur.

    Artikel 2.5 | Medisch onderzoek voor aanvang van het dienstverband

    1. Een medisch onderzoek of aanstellingskeuring kan uitsluitend deel uitmaken van de aanstellingsprocedure indien voor een functie specifieke medische eisen gelden, bijvoorbeeld voor de functies van dansers en technici. De keuring dient zich tot de specifieke functiegerichte medische eisen te
      beperken. De werkgever kan voor dergelijke functies aan te stellen werknemers verplichten mee te werken aan een functiegericht aanstellingsonderzoek. In dat geval zijn de leden 2 tot en met 6 van dit artikel van toepassing.
      1. De arbeidsovereenkomst wordt geacht niet te zijn aangegaan dan nadat uit een verklaring van een geneeskundige, door of namens de werkgever aan te wijzen, is gebleken dat de aan te stellen werknemer in medisch opzicht, blijkend uit een functiegericht aanstellingsonderzoek, geschikt is voor de te verrichten werkzaamheden.
      2. Dit functiegerichte aanstellingsonderzoek zal plaatsvinden voor het beoogde tijdstip van indiensttreding. De uitslag van het onderzoek zal binnen 14 dagen na vaststelling daarvan aan betrokkene worden medegedeeld.
    2. De kosten van het onderzoek als bedoeld in lid 1 komen ten laste van de werkgever. Onder kosten worden tevens de binnenlandse reis- en verblijfskosten van de werknemer verstaan. De verblijfskosten worden vergoed overeenkomstig de in deze cao opgenomen verblijfskostenregeling.
    3. De in dienst te nemen werknemer kan binnen 14 dagen na ontvangst van de uitslag van het onderzoek als bedoeld in lid 1 een verzoek tot een tweede functiegericht aanstellingsonderzoek indienen. De werkgever is verplicht dit verzoek te honoreren. De kosten van dit tweede onderzoek komen ten laste van de werkgever. De geneeskundige van dit tweede onderzoek wordt door of namens de werkgever in overleg met de werknemer aangewezen en zal een andere geneeskundige zijn dan degene die het eerste aanstellings-onderzoek heeft verricht.
      De uitslag van dit tweede onderzoek is bindend.
    4. In afwijking van het bepaalde in lid 2 van dit artikel kan de werkgever met de werknemer in bijzondere gevallen een arbeidsovereenkomst aangaan, indien de werknemer medisch niet is goedgekeurd.
    5. Het gestelde in de voorgaande leden is niet van toepassing op de werknemer, waarmee ten gevolge van fusie of wijziging van de privaatrechtelijke status van de werkgever opnieuw een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan.

    Artikel 2.6 | Medisch onderzoek tijdens het dienstverband

    1. De werknemer is verplicht mee te werken aan een medisch onderzoek, wanneer de werkgever van oordeel is dat de lichamelijke of geestelijke toestand van de werknemer een beletsel vormt of kan gaan vormen om diens werkzaamheden naar behoren te (blijven) verrichten. De uitslag van dit onderzoek zal binnen 14 dagen na vaststelling daarvan aan betrokkene worden meegedeeld.
    2. Onverminderd het gestelde in lid 1 geldt voor de werknemer die bij de uitoefening van het dienstverband zwaar lichamelijk werk verricht, de verplichting om op initiatief van de werkgever mee te werken aan een periodieke keuring op eventuele medische bezwaren tegen het blijven verrichten van de werkzaamheden. De werkgever bepaalt voor welke werknemers deze keuringsverplichting bestaat, met dien verstande dat deze in ieder geval geldt ten aanzien van werknemers die als danser
      of als technicus in dienst zijn. De frequentie van de periodieke keuring wordt per gezelschap vastgesteld.
    3. De werkgever kan tevens een preventief medisch onderzoek (PMO) aanbieden, waaraan de werknemer op vrijwillige basis kan deelnemen. De resultaten van het PMO worden niet aan de werkgever bekend gemaakt, tenzij de werknemer er zelf voor kiest om deze met de werkgever te bespreken.

    Artikel 2.7 | Beëindiging van het dienstverband

    1. Het dienstverband eindigt:
      1. tijdens of aan het eind van de proeftijd op verzoek van werkgever of werknemer;
      2. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip;
      3. van rechtswege op de einddatum van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van zes maanden of langer geldt een schriftelijke aanzegplicht;
      4. door opzegging door werkgever of werknemer met inachtneming van lid 3 en 4 van dit artikel;
      5. op de dag waarop de werknemer de wettelijke AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
      6. door overlijden van de werknemer;
      7. door ontslag op staande voet wegens dringende reden voor werkgever of werknemer volgens de wettelijke bepalingen;
      8. door ontbinding door de rechter op verzoek van werkgever of werknemer op grond van de wettelijke bepalingen.
    2. Na een periode waarin de werknemer ten minste 24 maanden arbeidsongeschikt was, kan de werkgever ontslag aanvragen wegens arbeidsongeschiktheid.
    3. De wijze en het tijdstip van opzeggen
      1. Opzegging dient schriftelijk en onder opgave van redenen te geschieden.
      2. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de dienstbetrekking samenvalt met het einde van een kalendermaand.
      3. Eventuele aanvullende bepalingen hieromtrent in de individuele arbeidsovereenkomst of het gezelschapsreglement zijn van toepassing.
    4. De opzegtermijn
      Voor contracten voor onbepaalde tijd geldt dat in afwijking van artikel 7:672 lid 2 en lid 3 BW zowel door de werkgever als door de werknemer een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht wordt genomen.