Hoofdstuk 5Vrije dagen, vakantie en verlof

    Algemeen

    De werknemer heeft jaarlijks, bij een volledig dienstverband, recht op ten minste 104 weekenddagen of compensatie daarvan, 27 vakantiedagen, twaalf atv-dagen en maximaal zeven nationale feestdagen voor zover deze op een arbeidsdag vallen. (Zie Artikel 5.2 | Feestdagen).

    Artikel 5.1 | Vrije dagen

    1. Per aaneengesloten periode van 13 weken worden minimaal 18 vrije dagen gepland, waarvan ten minste vijf maal 2 dagen aaneengesloten worden toegekend.
    2. De werknemer heeft recht op ten minste 13 vrije zondagen per jaar (periode van 52 weken).
    3. De werknemer heeft recht op ten minste 8 voorstellingsvrije dagen per maand waarvan er tenminste 6 volledig vrij (dus ook zonder repetitie) zijn.

    Artikel 5.2 | Feestdagen

    Als nationale, vrije feestdagen gelden eerste en tweede kerstdag, nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, eerste en tweede pinksterdag, Hemelvaartsdag, Koningsdag en eens in de vijf jaar – in lustrumjaren – 5 mei. De werknemer die tijdens een feestdag moet werken, krijgt deze dag als vrije dag gecompenseerd op een datum die in overleg wordt vastgesteld.
    De werknemer kan de werkgever verzoeken om (een van) bovengenoemde dagen in te wisselen voor feest- en gedenkdagen die passen bij de culturele achtergrond of levensovertuiging van de werknemer. De werkgever zal hier in beginsel mee instemmen, mits inpasbaar in de werkroosters en het speelplan van het gezelschap.

    Artikel 5.3 | Vakantie en atv

    1. De werknemer heeft jaarlijks bij een volledig dienstverband recht op 27 vakantiedagen. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid om, met inachtneming van de overige bepalingen in dit artikel, de vakantiedagen op te nemen. Ten aanzien van het vervallen van vakantiedagen gelden de wettelijke bepalingen.

      Toelichting: het vakantierecht bestaat uit 20 wettelijke en 7 bovenwettelijke dagen bij een volledig dienstverband. De wettelijke vakantiedagen dienen uiterlijk zes maanden ná de laatste dag van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd te zijn opgenomen, anders vervallen ze. De bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd, zie 7:642 BW. Bij het opnemen van vakantiedagen geldt dat de dagen die als eerste vervallen het eerst worden opgenomen, dus eerst de wettelijke en daarna de bovenwettelijke dagen.
    2. Ingeval de arbeidsduur 40 uur per week bedraagt, heeft de werknemer bij een volledig dienstverband recht op 12 atv-dagen. Met instemming van het medezeggenschapsorgaan kunnen maximaal 6 van deze 12 atv-dagen in halve dagen worden toegekend. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid om, met inachtneming van de overige bepalingen in dit artikel, atv-dagen op te nemen. Niet opgenomen atv-dagen vervallen aan het eind van het jaar waarvoor zij zijn toegekend.

      Toelichting: atv-rechten worden alleen opgebouwd over werkelijk gewerkte uren. Dat wil zeggen dat over periodes van (langdurige) arbeidsongeschiktheid dan wel ingeval van andere bijzondere omstandigheden waarin werkzaamheden niet (kunnen) worden uitgevoerd, er geen atv wordt opgebouwd.
    3. De werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan collectieve vakantieperiodes vaststellen. Deze worden vóór 1 januari van het betreffende jaar bekend gemaakt. Ingeval van onvoorziene omstandigheden kunnen collectieve vakantieperiodes uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar worden gecommuniceerd. De werknemer geeft tijdig aan wanneer deze voornemens is om de overige, niet-collectief afgesproken vakantiedagen op te nemen. De werknemer met een arbeidsovereenkomst van ten minste een jaar heeft jaarlijks recht op een aaneengesloten vakantie van ten minste 3 weken.
    4. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen de bovenwettelijke vakantiedagen en/of de atv-dagen te laten vervallen. In dat geval krijgt de werknemer deze dagen gecompenseerd op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
    5. De werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan, voor alle dan wel voor bepaalde groepen werknemers, een regeling treffen voor het opsparen van atv-dagen voor een volgend jaar of tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
    6. De werknemer kan ervoor kiezen om de eindejaarsuitkering (zie het betreffende artikel in het hoofdstuk Salariëring) in te ruilen voor drie extra vakantiedagen bij een volledig dienstverband. Bij deeltijddienstverbanden en dienstperioden korter dan 12 maanden geldt dit naar rato. Deze extra vrije vakantiedagen worden opgenomen in overleg met de werkgever.

    Artikel 5.4 | Opbouw vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid

    De arbeidsongeschikte werknemer bouwt vakantierechten op over de gehele periode van diens arbeidsongeschiktheid. De opname van opgebouwde vakantierechten wordt door de werkgever in overleg met de werknemer vastgesteld, met inachtneming van de wettelijke verjaringstermijn.

    Toelichting: tijdens arbeidsongeschiktheid wordt geen atv opgebouwd, zie de toelichting bij artikel 5.3.2.

    Artikel 5.5 | Buitengewoon verlof

    1. De werknemer heeft op grond van de WAZO recht op kortdurend zorgverlof van maximaal tweemaal de arbeidsduur per week. In afwijking van het hiervoor geldende wettelijk recht op 70% doorbetaling, heeft de werknemer bij kortdurend zorgverlof recht op 100% doorbetaling van het loon. Ten aanzien van de toekenning en, ingeval van zwaarwegend bedrijfsbelang mogelijke weigering van toekenning, gelden de wettelijke bepalingen.
      Ten aanzien van alle andere vormen van onder de (WAZO) vallend buitengewoon verlof gelden de wettelijke bepalingen. Zie hier.
    2. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris:
      • bij bevalling van diens echtgenote, de geregistreerde partner, degene met wie de werknemer ongehuwd samenwoont, degene van wie de werknemer het kind erkent, de draagmoeder of co-ouder van de werknemer: de arbeidsduur van een week (conform de wettelijke regeling). Voor aanvullend verlof zie hier.
      • bij overlijden van diens (adoptie)ouders, partner/co-ouder en/of kinderen: vanaf de dag van overlijden tot en met de dag na de uitvaart;
      • bij overlijden van diens (adoptie) grootouders, broers/zussen en schoonouders: twee dagen.
    3. De werknemer heeft, voor zover redelijkerwijs niet onverenigbaar met het organisatiebelang, recht op buitengewoon verlof met behoud van salaris:
      • bij het huwelijk van de werknemer: drie dagen;
      • bij verhuizing van de werknemer: een dag;
      • voor het, als lid van een vakorganisatie, deelnemen aan (bestuurs-)vergaderingen en arbeidsvoorwaarden- of cao-overleg.